Het schilderij der broeder- en zusterliefde
Het was een doodgewone dag voor de tweeling Sylvania en Darcus tot na de middag wanneer ze op excursie moeten naar een kunstmuseum verderop in hun dorp. Tot hun groot ongenoegen werden ze in een duo samen gezet en bekvechten het hele museum door over dwaze dingen tot ze bij het schilderij der broeder- en zusterliefde komen.
Sylvania krijgt een eigenaardig gevoel en suggereert om snel weg te gaan omdat het een duistere kant lijkt te hebben. ‘Ben je dan nu weer met je hokus pocus?’, lacht Darcus onbezorgt. Zwijgend staart ze hem aan met een blik dat hem op elk moment kon doodschieten. ‘Komaan jij en je spirituele onzin altijd. Dit is gewoon een afschuwelijk lelijk stuk, dat is alles.’, grijnst hij terwijl hij haar een schouderklop heeft. Zuchtend antwoord ze: ‘Jij moet toch ook altijd alles beter weten hé, wetenschap kan niet alles verklaren.’Ook zijn ogen schieten haar bijna neer en al snel escaleert de discussie.
Plots gaat elk licht één per één uit en de mensen om hen heen lijken wel bevroren, ook zij staan genageld aan de grond. ‘Syl, wat gebeurt er?’, zegt onze stoere wetenschapper angstig. ‘Wel, kan jou alwetende wetenschap dat niet verklaren.’, snauwd ze bibberend. Hij schudt zijn hoofd en schreeuwd voor hulp tot zijn keel helemaal naar bloed smaakt en zijn wangen zo rood zijn als een tomaat. ‘Wat doe jij nu?’, vraagt Sylvania verbaasd maar vooral geschrokken. ‘Ik schreeuw om hulp.’, zegt hij met een hese stem. ‘Uhm, ik weet niet hoe ik het moet zeggen, maar er kwam geen geluid uit.’, zegt ze terwijl ze haar hand op zijn schouder legt. Hij sperd zijn ogen, maar niet voor wat zijn zus zij.
Het afschuwelijke monster in het schilderij ademt, het doek gaat zachtjes op en neer en een krassend geluid net alsof je met je nagel langs een krijtbord gaat weergalmt door de hal. Daarna volgt er een diep gebrul, dat op één of andere manier toch iets menselijks in zich heeft. Darcus klampt zich vast aan haar bevend terwijl een vlammen om hen heen dansen uit vreugde. De woorden: ‘Eindelijk, nog even en ik ben vrij.’ verschijnen in bloed boven het schilderij, in kleine stralen loopt het bloed over het schilderij dat begint te glinsteren. De vlammen om hen heen vermenigvuldigen zich net als konijnen na het paarseizoen tot ze helemaal omhult zijn door het vuur. Beiden schreeuwen voor hun leven, maar er komt niets uit.
Hun werelden worden zwart en ze verliezen grip op de realiteit, maar vooral op elkaar. Eenmaal ze de kracht weer hebben om hun oogleden te openen liggen ze naast elkaar in een modderpoel van bloed. Geschrokken en volg afgunst grabbelen ze zich overeind, wat eindigt in enkele valpartijen voor ze “stevig” op hun voeten staan. Druipend van het bloed slepen ze zich door het “modderbloed” dat hen lijkt te willen als zijn volgend maaltijd. Hun benen worden erg moe en zwaar, er lijkt maar geen pad te zijn of mensen.
‘Het is misschien laat om te vragen, maar waar zijn we Syl?’, vraagt hij onzeker. ‘Ik denk ik dit de duisternis is dat ik voelde, dus in het schilderij zelf.’, antwoord ze doodserieus. Wachtend op zijn spottende commentaar is ze stomverbaasd wanneer hij zwijgt en knikt. Ze kan haar oren niet geloven, maar haar ogen nog minder ze moet en zal een weg terugvinden.
Plots zit ze in de verte een oud dorpje en beiden lopen alsof hun leven ervan af hangt richting het dorp. Eenmaal aangekomen lijkt het helemaal uitgestorven, enkel een oude onverzorgde verwarde man zit wiegen in een donker hoekje met wijd gesperde ogen. Ze besluiten naar hem toe te gaan, er is namelijk niemand anders. Wanneer ze bij hem zijn grijpt hij hen bij beiden bij de arm en herhaalt constant de volgende woorden: ‘Pas op voor de vloek, pas op voor haar. Liefde herstelt, maar haat groeit.’
‘Laat ons los zot!’, schreeuwd Darcus terwijl hij zichzelf en zijn zus losrukt uit de man zijn stevige greep. ‘Voor zo’n zot is hij verdomd sterk.’, mompelt hij terwijl hij over zijn arm wrijft. ‘ Hey Darci, vind jij het ook niet eigenaardig dat het hier zo dood is. Misschien heeft die man gelijk? ‘, fluistert Sylvania. Bedenkelijk kijkt haar aan, maar zegt geen woord alsof hij er echt over nadenkt. Plots verkoopt hij de dromerige Sylvania een mep tegen haar linkerarm en wijst richting een afgelegen huisje.
Ze kijkt er nog maar net na als al haar haren overeind komen te staan en ze een duistere kracht uit het huis voelt vloeien. Ze grijpt hem bij de arm en schudt het hoofd. ‘Dat huis is misschien onze enige kans om weg te geraken.’ benadrukt hij dominant. Ze schudt haar hoofd en herinnert hem aan wat de man vertelde. ‘Geesh, wil je terug of niet?’, zuchtte hij gefrustreerd terwijl hij richting het huis loopt.
Ze voelt gewoon dat er iets mis is met dit huis, maar wil haar broer niet aan zijn lot overlaten en besluit hem maar te volgen. Ze mogen dan wel als kat en hond zijn, toch kunnen ze niet zonder elkaar. Eenmaal aangekomen vliegt de deur met een harde klap open, ‘Wel, dat is nog een een verwelkoming.’, lacht Darcus die de sfeer wat wil verbeteren. Ze lopen op de krakende treden richting het deurgat terwijl de wind hen langs de nek langzaam passeert. Sylvania slikt even terwijl ze over de krakende vloer van het huis stapt en neemt vervolgens stevig haar broers hand vast.
Hij kijkt haar liefjes aan bijna alsof hij haar wil troosten. De deur valt plots met een harde klap in het slot en Sylvania maakt een grote vergissing Ze laat zijn hand los en begint paniekerig aan de klinkt te sleuren, maar de deur gaat niet open. Ze blijft koppig proberen tot ze plots haar broer hoort schreeuwen, maar wanneer ze zich omdraait is het al te laat, hij is helemaal verdwenen. Ze schreeuwt nog: ‘Dit is niet grappig Darcus!’, maar er komt geen antwoord. De ijzige stilte geeft haar kippenvel en haar benen verstijven van angst.
Het liefst zou ze wegrennen, maar ook al hebben ze vaak ruzie kan ze hem niet achterlaten. Ze raapt haar moed bijeen en net wanneer ze erin slaagt weer wat beweging in haar benen te krijgen beginnen de schilderijen zachtjes te wiegen. De woorden: ‘Het spijt me zo, bevrijd me en ik ben zo bang.’ verschijnen over de oude landschap schilderijen. Ze komt dichterbij en de rode vloeistof lijkt vers bloed te zijn, dus dat zou betekenen dat er hier nog iemand zit. Bibberend haalt ze eens diep adem en besluit dan verder te zoeken naar haar broer.
Haar gloednieuwe smartphone doet dienst als zaklamp in de donkere hal, waar het behang vol hangt met opgedroogd bloed en klauw sporen van iets onmenselijk. Na eindeloos veel spinnenwebben te hebben getrotseerd en hier en daar een dode rat vindt ze een kleine kamer.
De deur staat op een kier en nieuwsgierig duwt ze hem open en stapt de kamer in, eenmaal binnen sluit de deur zich. Gehuil doorbreekt de ijzige stilte, maar er is niemand in de buurt. Sylvania haar hoofd begint te kloppen, alsof ze er met hamers op slaan en al snel ligt ze bewusteloos op de grond.
Wanneer ze “wakker” wordt, bevindt ze zich in een typische tienerkamer. Ze hoort geschreeuw en impulsief naar het geluid toe. Een meisje heeft ruzie met haar broer over een ander meisje waarvan ze hield en het lijkt erop dat haar broer haar grote liefde heeft gestolen. Al snel rent ze naar haar kamer door Sylvania heen, alsof ze helemaal niet bestaat. Ook Sylvania volgt en ziet dat ze al huilend begint te schilderen, maar niet met gewone verf. Ze mengt haar eigen bloed met de verf en spreekt de woorden: ‘Broeder- en zusterliefde is een fabel, ze doen je enkel pijn. Dit schilderij is gemaakt met afgunst en met pijn, laat al broers en zussen vervloekt zijn. Broers zullen met het doek één zijn en alle zussen weg van de pijn zijn.’ Het doek begon te beven, ademen en brulde demonisch maar deed niet zoals gevraagd. Het meisje werd één met het doek en niet de broer.
Sylvania haar hart klopte in haar keel, wanneer ze naar het duivelse doek keek en nog voor ze kon reageren was haar wereld opnieuw zwart. Ze ontwaakte in het kamertje dat precies leek op die tienerkamer en de deur ging open. ‘Wou het meisje haar iets zeggen?’, vroeg ze zich af terwijl ze verder zocht voor haar broer. Ze liep richting de trap om naar boven te gaan, maar zag toen een kleinere deur en naast die deur stond een vrouwelijke schim. ‘Zou dit haar zijn, wil ze me de weg wijzen?’, dacht Sylvania twijfelachtig. Ze volgde haar intuïtie en opende de deur. Al sluipend ging ze langs de trap naar beneden en bingo daar was haar broer. De vraag was enkel, hoe zou ze haar broer hieruit krijgen?
Ze durfde amper te bewegen, want het wezen dat haar broer vasthield zou haar kunnen horen. Ze gluurde door een gaatje om een beter zicht op het wezen te krijgen, het was een evenbeeld van het meisje dat ervoor had gezien. Ze had ravenzwarte haren en een porseleinen witte huid dat bijna te breekbaar was om aan te raken, enkel haar smaragdgroene ogen waren uitgekerft en vervangen met bloedende gapende gaten. De demoon die ze toen had gehoord, had haar vorm aangenomen en als een parasiet in haar schilderij geleefd op dat meisjes levensenergie.
Het was geboren uit wraak en bloeddorst tegenover haar broer die haar grote liefde had afgenomen. Plots voelde ze iets koud op haar rug en voorzichtig draaide ze haar hoofd. Het was de schim, die had een soort geopend dagboek in haar hand. Verbaasd keek ze haar aan en het meisje fluisterde: ‘Voorlezen.’ waarna ze verdween nog voor Sylvania iets kon vragen.
Ze raapte haar moed bijeen en besloot haar kans te wagen. Ze namen het boek op de opengeslagen bladzijden en begon te lezen:
Beste dagboek,
Ik ben zo dom geweest, het is niet eens zijn schuld of de hare. Je kiest nu eenmaal niet wanneer een vlam voor iemand dooft of wanneer er nieuwe ontstaat. Jammer genoeg is het nu te laat, mijn ziel kwijlt weg in dit vervloekte schilderij terwijl die afschuwelijke lijke kopie van mij beetje bij beetje mij verteert. Aan de andere kant van het schilderij is mijn familie in rouw, mijn vrienden teleurgesteld en mijn ex haar wereld stort in. ik haat mezelf voor wat ik deed, maar nu is het te laat.
Het spijt me zo dagboek, broer, mama, papa, schat, vrienden,.... Iedereen.
Het monster heeft haar gespot, maar tot haar grote verbazing valt het haar nog niet aan. Het staart verbaasd haar richting uit tot het ziet wat ze vast heeft en het vuur letterlijk ontvlamt in haar ogen. Het is duidelijk dat dit een gevaarlijk wapen is en Sylvania loop zo snel als haar tengere benen haar kunnen dragen naar boven, terwijl het duistere beest haar volgt. Ze begint verder te lezen:
Dag Dagboek
Ik denk dat ik eindelijk een manier heb gevonden om dat beest te verslaan, namelijk broeder- en zusterliefde. Ik moet een paar broers of zussen vinden die genoeg van elkaar houden om elkaar te beschermen, maar toch vaak ruzie maken. De vraag is enkel hoe vind ik die en hoe maak ik hen duidelijk wat ze moeten doen. Ik wou dat mijn broer hier was, hij was zo’n slimmerik. Ik mis hem zo hard, we maakten dan wel veel ruzie maar toch hield ik van hem. Ik zou alles willen geven om dit nog één maal te kunnen zeggen.
Bye dagboek tot de volgende keer.
Het monster leek niet te kunnen bewegen, wanneer Sylvania voorlas en was ondertussen al erg verzwakt. Het kon amper nog lopen en ze besloot iets gewaagds te doen. Ze sloop langs het heen, terwijl het naar lucht hapt als een vis op het droge. Ze liep naar beneden terwijl het probeerde te volgen. Al bevende maakte ze haar verzwakte broer los, die haar voor het eerst in zijn leven bedankte. Geschrokken zag ze het grijzen naar hun, klaar om met zijn laatste adem wraak te nemen maar zijn weg werd geblokt door een schim.
Darcus merkte op dat er achter hen een soort kopie van het schilderij stond en dat het leek te leven. Ze besloot het te wagen en sleurde zowel de schim als haar broer erin. Ze wou namelijk het meisje haar laatste wens in vervulling laten gaan. Ze wist dan wel niet of haar broer nog in leven was, maar je weet maar nooit. Hun oogleden werden zwaar en hun wereld hopelijk voor de laatste keer zwart.
Wanneer ze hun ogen weer opende waren ze in het ziekenhuis, met hun klasgenoten en familie naast hem maar het meisje was nergens te bekennen. Hun ongeruste moeder omarmde hen stevig en huilde zelfs. Hun uitleg voor wat er die dag gebeurd was hadden ze natuurlijk wat verdraaid om niet gek te klinken.
De volgende dag lazen ze dat het schilderij in brand was gevlogen zonder enige reden en op hun spiegel in de badkamer stond geschreven in bloed: ‘Bedankt.’ Daarna hebben ze nooit nog iets bovennatuurlijks ervaren, maar wel geleerd dat ze elkaar nodig hebben en zielsveel van elkaar houden ondanks hun vele kleine ruzies.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten